Leer Nederlands - Les 8: Familieleden (2)

Grandparents and their grandchild at a computer

Source: Getty / Getty Images

Get the SBS Audio app

Other ways to listen

In deze podcastserie leer je wekelijks in een paar minuten enkele Nederlandse woordjes en uitspraken. De lessen zijn in het Engels en worden verzorgd door leraar Nederlands Joyce Diebels van Dutch with Joyce. Eerder besprak Joyce al de leden van het gezin, dit keer maak je kennis met andere familieleden.


Woorden uit les 8: Familieleden (2)
Engels
Nederlands
grandparents
(de) grootouders (formeel)
grandfather, pop
(de) grootvader (formeel)
grandmother, nan
(de) grootmoeder (formeel)
nan
oma
pop
opa
uncle
(de) oom
aunt
(de) tante
male cousin or nephew
(de) neef, plural: neven
(het) neefje, plural: neefjes (als ze jonger zijn dan jij)
female cousin or niece
(de) nicht, plural: nichten
(het) nichtje, plural: nichtjes (als ze jonger zijn dan jij)
I have two aunties and three uncles.
Ik heb twee tantes en drie ooms.
I see my cousins very often.
Ik zie mijn neven en nichtjes heel vaak.
My nan and pop live in the neighbourhood.
Mijn oma en opa wonen in de buurt.

Share