Leer Nederlands - les 30: reizen en (openbaar) vervoer

trein Amsterdam Centraal

Credit: CC BY-NC 2.0 DEED / John Keogh

Get the SBS Audio app

Other ways to listen

In deze podcastserie leer je wekelijks in een paar minuten enkele Nederlandse woordjes en uitspraken. De lessen worden verzorgd door leraar Nederlands Joyce Diebels van Dutch with Joyce en zijn in het Engels. In de aflevering gaan we op reis met het openbaar vervoer.


Woorden en zinnen uit les 30: reizen en (openbaar) vervoer
EngelsNederlands
transportationvervoer
to travelreizen
I travelIk reis
bicycle(de) fiets
car(de) auto
bus(de) bus
train(de) trein
airplane(het) vliegtuig
public transport(het) openbaar vervoer
ticket(het) kaartje
station(het) station
bus stop(de) bushalte
platform(het) perron
Zinnen om mee te oefenen:
EngelsNederlands
I take the train.Ik neem de trein. / Ik pak de trein.
I get in the bus.Ik stap in/op/uit de bus.
I drive in my car.Ik rijd mijn auto.
I'm on my bike.Ik zit op mijn fiets.
I'm on the airplane. Ik zit in het vliegtuig.
I buy a ticket at the station.Ik koop een kaartje op het station.
I'm waiting at the bus stop.Ik wacht bij de bushalte.
I walk to the platform.Ik loop naar het perron.
Klik hier voor meer informatie over Joyce van Dutch with Joyce.

Share