Leer Nederlands - les 28: de kamers in het huis

housing.jpg

Get the SBS Audio app

Other ways to listen

In deze podcastserie leer je wekelijks in een paar minuten enkele Nederlandse woordjes en uitspraken. De lessen zijn in het Engels en worden verzorgd door leraar Nederlands Joyce Diebels van Dutch with Joyce. In deze les maken we een rondje door het huis en leer je de woorden voor de verschillende kamers.


Woorden en zinnen uit les 28: de kamers in het huis

Een ezelsbruggetje om de namen van de verschillende kamers te onthouden, in het Nederlands vertellen we wat we doen in een kamer.
EngelsNederlands
room(de) kamer
living room(de) woonkamer
bedroom (de) slaapkamer
kitchen(de) keuken
bathroom(de) badkamer
dining room(de) eetkamer
study(de) studeerkamer
playroom(de) speelkamer
hallway(de) gang
attic(de) zolder
basement(de) kelder
garden(de) tuin

Zinnen om mee te oefenen:
Ik kook in de keuken. (I cook in the kitchen.)
Ik speel met de bal in de speelkamer. (I play with the ball in the playroom.)
Ik werk aan de camputer in de studeerkamer. (I work on the computer in the study.)
Ik slaap in mijn bed in de slaapkamer. (I sleep in my bed in the bedroom.)
Mijn schoenen staan in de gang. (My shoes are in the hallway.)
Ik werk aan mijn plantjes in de tuin. (I'm working on my plants in the garden.)
Ik neem een douche in de badkamer. (I take a shower in the bathroom.)
Ik kijk televisie in de woonkamer. (I watch television in the living room.)
Ik pak eten uit de kelder. (I grab food from the basement.)
Ik eet mijn diner in de eetkamer. (I eat my dinner in the dining room.)
Ik doe mijn was op zolder. (I do my laundry in the attic.)

Klik hier voor meer informatie over Joyce van Dutch with Joyce.

Share